Het openbaar ministerie acht het Ridderkerkse steigerbedrijf Travhydro en één van zijn medewerkers schuldig aan de dood van een monteur. Dit bleek woensdag tijdens een zes uur durende rechtzaak in Amsterdam. Het bedrijf wordt verdacht van valsheid in geschrifte en dood door schuld wegens het niet naleven van de arbowet. In mei 2017 overleed een monteur bij de Noordersluis in IJmuiden nadat de hangsteiger waar hij zich tijdens het demonteren aan geankerd had van de kade losraakte en in het water terecht kwam. Justitie eist een taakstraf van 240 uur, twee jaar voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van 75.000 euro, waarvan 25.000 voorwaardelijk.

Travhydro en uitvoerend toezichthouder Mario B. zouden volgens justitie onvoldoende veiligheidsmaatregelen hebben genomen om de veiligheid van de monteur te waarborgen. Zo zou B. hebben verzuimd goede werkinstructies te geven, toezicht te houden, tekeningen en berekeningen te laten maken en het (zo bleek later afwezige) diploma van de monteur te controleren. Ook zou hij met medeweten van zijn directeur een bouwtekening bewust van een valse datum hebben laten voorzien.

Tijdens de zitting besteedden de rechters veel aandacht aan de vraag of B. zich hield aan door de bouwsector en overheid opgestelde Richtlijn Steigers, ondanks het feit dat deze richtlijn pas in 2018 een wettelijke status kreeg. Volgens Peter Hecker, secretaris van de Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistingbedrijven (VSB) is dat terecht: ‘De regels en procedures uit die richtlijn zijn een concrete en praktische vertaling van de arbowet. Ze zorgen ervoor dat bouwbedrijven zich hun werknemers conform de wet kunnen beschermen tegen letsel. Ze konden van die richtlijn afwijken, maar een bedrijf dat dat doet moet dan wel met hele goede argumenten komen.

Dergelijke argumenten werden in de rechtszaal niet genoemd. In plaats daarvan poogde het bedrijf zich te verantwoorden over de opeenvolging van gemaakte keuzes en grepen de advocaten van Travhydro de richtlijn en de onderzoeken van de arbo-inspectie aan om aan te tonen dat niet (enkel) het steigerbedrijf, maar ook hoofdaannemer SPIE en het uitzendbureau Skypoort dat de monteur leverde in het beklaagdenbankje hadden moeten zitten, en dat het Openbaar Ministerie aldus willekeurig had gehandeld.

De neiging om de verantwoordelijkheid, terecht of onterecht, op andere aannemers af te schuiven is volgens Hecker precies waarom er ondanks de richtlijn in de bouw nog zoveel ongelukken gebeuren: ‘Een bouwplaats is een soort Wild Westen: Aannemers en onderaannemers werken er naast elkaar, het werk moet snel af en niemand voelt zich verantwoordelijk voor álles. De meeste ongelukken gebeuren omdat iemand tijdens het gebruik van goed gebouwde een steiger bijvoorbeeld heel even een stang moet weghalen, deze niet terug plaatst, en een ander daar vervolgens niets van weet. Er is niemand om de veiligheid gedurende het hele bouwproces te coördineren.

Ook Thomas van Belzen, journalist en chef onderzoek bij Cobouw, is van mening dat er overkoepelde veiligheidscoördinatie nodig is. Er moet volgens hem echter ook een diepere cultuuromslag komen omdat er in de bouw nog steeds een soort stel-je-niet-aan-mentaliteit heerst dat ervoor zorgt dat de veiligheid en voorzichtigheid als waarden ondergeschoven kindjes blijven. Dat begint aldus Belzen al wanneer een werknemer ergens meldt dat-ie nieuwe schoenen nodig heeft, en vervolgens een hoop flauwe grappen naar zijn hoofd geslingerd krijgt. Hij vindt dat het anders moet.

Voor de weduwe van het slachtoffer komt elke maatregel te laat. Zij wacht, zo zei ze in de rechtszaal, al twee jaar op een handreiking van het bedrijf dat voor haar in alle toonaarden zwijgt. Mario B. verklaarde met trillende stem dat dat zwijgen geen opzet is: ‘Ik wil juist heel graag met haar praten, maar ik durf het niet.’

Op zes november doet de rechter uitspraak.